-
1 tremper
tremper [trãpee]1 weken ⇒ in het vocht liggen, in het water staan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dopen ⇒ indompelen, natmaken, soppen♦voorbeelden:v3) indompelen4) aanlengen5) harden, stalen -
2 catch up
inhalencatch up1 〈 informeel〉een achterstand wegwerken/inlopen♦voorbeelden:♦voorbeelden:caught up in an intrigue • betrokken bij een intrigecaught up in a daydream • in gedachten verzonken2 ophouden ⇒ opsteken, omhoog houden -
3 be caught up in
be caught up in -
4 compétition
compétition [kõpeetiesjõ]〈v.〉1 rivaliteit ⇒ competitie, mededinging♦voorbeelden:f1) rivaliteit, competitie2) wedstrijd -
5 être en compétition avec
être en compétition avecDictionnaire français-néerlandais > être en compétition avec
-
6 his name was mentioned in connection with
zijn naam werd genoemd in verband met- (was verwikkeld in-,maakte deel uit van-)English-Dutch dictionary > his name was mentioned in connection with
-
7 embarquer
embarquer [ãbaarkee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:embarquer qn. dans sa voiture • iemand in zijn auto meenemen, een lift gevenv( s'embarquer) -
8 up to his neck in
tot over zijn nek,verwikkeld in-
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский